De zorg voor 0 - 18 jaar
Bang zijn hoort bij de normale ontwikkeling van een kind. Het beschermt het kind tegen eventueel gevaar. Als een kind de angst dusdanig vaak en hevig ervaart en daarmee niet meer passend bij de leeftijd en/of situatie, kan dat wijzen op een angststoornis. De angst vormt dan een belemmering in het dagelijks functioneren en kan de ontwikkeling in de weg staan. Er zijn verschillende angststoornissen:
– Gegeneraliseerde angststoornis: Het kind ervaart overmatige angst en bezorgdheid over allerlei dingen. Kinderen met deze stoornis maken zich constant zorgen en piekeren veelvuldig.
– Separatie angststoornis: Het kind ervaart overmatige angst om gescheiden te worden van thuis en/of van een belangrijk iemand.
– Sociale angststoornis: Het kind is overmatig angstig en gespannen in sociale situaties waarin het kind mogelijk beoordeeld wordt of in de aandacht staat.
– Paniekstoornis: Het kind heeft herhaaldelijke, onverwachte paniekaanvallen (gevoel van intense angst of ongemak), waarbij het kind voortdurend bezorgd is over het krijgen van meer paniekaanvallen.
– Pleinvrees (agorafobie): Het kind ervaart overmatige angst wanneer het zich op een openbare plek bevindt waar vandaan het moeilijk kan ontsnappen, zoals de supermarkt, treinstation, bioscoop.
– Specifieke fobie: Het kind ervaart overmatige angst voor één specifiek voorwerp, dier, persoon of situatie, zoals spinnen, het donker, vliegen of grote hoogte.
– Selectief mutisme: Het kind weigert om in bepaalde sociale situaties te spreken. Het wordt selectief genoemd, omdat het spreken in andere situaties wel normaal verloopt. Een kind met selectief mutisme wil praten, maar durft of kan het niet.
Angsten hoeven niet altijd het gevolg van een angststoornis te zijn. Zorgvuldige diagnostiek is belangrijk om de juiste oorzaak te achterhalen met een passende behandelvorm.
Meer informatie over angst vindt u hier.